De gezichten van Bladella

www.bladella.nl
Onze vereniging bestaat 100 jaar. Dat is nauwelijks te bevatten. Ergens vooraan de 20e eeuw staken enkele mannen in het centrum van Bladel de hoofden bij elkaar en werd er een voetbalvereniging opgericht. Hebben zij geweten hoe deze club zou wortelen in ons dorp?

De dag dat ik zelf vol overgave en onherstelbaar viel voor voetbalclub Bladella vond plaats in de nazomer van 1975. Een lang vervlogen tijd. Voetbalschoenen waren nog gewoon zwart, Koen en Door van Lierop woonden op het sportpark, je shirtje kocht je bij Jan Moorman in de Quaystraat, Swiet van Rossum hield zich nog bezig met motorraces en Ruud Leermakers moest nog geboren worden. Samen met Peet en Wies Schepens en John en Corné Lavrijsen voetbalde ik tot na het invallen van de schemer op de inrit, op straat of op het veldje achter de oude Franciscusschool. Eindeloze partijspelen tussen hondenpoep en jassen als doelpalen. ‘Rattekeutel’, een geweldig afvalspelletje, waarbij je hardhandig leerde dat tactiek misschien nog wel belangrijker is dan een vlekkeloze passeertechniek. Langzaam maar zeker slokte het voetbal me die dagen volledig op. Natuurlijk hoorde ik van het bestaan van een heuse voetbalclub in het dorp. Al enkele keren stond ik met mijn bezwete handje in die van mijn vader in de Kloostertuin voor de deur van ‘Toon de Smet’, de man van Bladella waar je lid kon worden. Pas in de zomer van 1975 ging de club over tot het oprichten van E-elftallen, zodat ik dat jaar op een zaterdag in augustus mijn eerste Bladella-moment beleefde.

De zon scheen die ochtend al vroeg over het maagdelijke, kortgeschoren gras. Toen ik opgewonden over de Bossingel naar het sportpark fietste, hoorde ik ze al gillen, de nieuwe pupillen. Net als ik gingen ook zij vandaag hun debuut maken in deze grote mensensport. Nadat ik ongeduldig mijn fiets wegzette en me meldde bij de andere dartele voetballertjes, maakte ik kennis met de eerste gezichten van Bladella. Ze zouden altijd op mijn netvlies blijven staan. Net voorbij de oude kantine, vlak voor de kleedlokalen, was een grote man driftig bezig met het oppompen van de ballen. Naast hem stond een magere man de drentelende jongens te tellen. Jan van Rooy en Harrie Korsten. Beiden maakten op geheel eigen wijze een verpletterende indruk op mij. Het was meteen duidelijk: ik was binnen bij Bladella.

De fantasie van een 9-jarige jongen werkt op volle toeren. Op die leeftijd vind je het heerlijk dat je de stuipen op het lijf gejaagd wordt met verhalen over woeste zeerovers en brute bullebakken. Was het dan gek dat ik die eerste jaren op de Smagtenbocht schalks over mijn schouders keek waar Jan van Rooy zich bevond? Beer van een vent, bulderende lach. De terreinknecht van Bladella was de woeste Kapitein Roodbaard van de zeven zeeën uit de verhalen die ik hoorde, zijn keihard opgepompte ballen waren de kogels waarmee hij in mijn ogen over de Blaalse velden heerste. De man had een imposante buik, de knopen van zijn overhemd stonden constant onder spanning en daaromheen bewogen handen als kolenschoppen. Jan van Rooy boezemde mij een angst in die ik nog nooit had gevoeld. Nóg hoor ik zijn ijselijke oerkreet waarmee hij de pijn incasseerde, toen ik onvoorzichtig op het lattenwerkje in het kleedlokaal sprong, net op het moment dat hij zijn vingers eronder had gezet. Mijn sprint uit het lokaal leek op dat moment van levensbelang. Na dat voorval duurde het in ieder geval een hele tijd voor ik weer de oude kantine in durfde te komen, want daar zou op een kruk, lurkend aan een sigaar en met zichtbare bilnaad onder aan zijn rug, Jan van Rooy aan de bar zitten.

Langzaam sijpelde ook bij mij het besef door dat onze terreinknecht geen piratenkapitein was, maar een ongepolijste lobbes met een teder hart van goud dat klopte voor zijn voetbalclub. Voor de eerste keer leerde ik dat je verder moet kijken dan de buitenkant om een mens goed te leren kennen. Jan van Rooy stierf echter veel te vroeg. Op weg naar huis, op de Bossingel, in de nabijheid van zijn geliefde Bladella, viel hij van zijn fiets en was dood. De manier waarop Jan aan zijn einde kwam, vertelde alles over hem als persoon: hard van buiten, maar fluweelzacht van binnen.

Op die bewuste eerste pupillendag in 1975 kwam nog een andere man in mijn leven. Zo nadrukkelijk als Jan van Rooy sinds die dag op het sportpark aanwezig was, zo bescheiden stelde Harrie Korsten zich op. Altijd dienstbaar naar anderen. Onopvallend. Al 35 jaar kom ik in een vast ritme naar het sportpark. Harrie Korsten was al die duizenden keren ergens in de buurt. Die eerste dag begon hij met het tellen van mijn pupillengroepje, later werd hij hoofdleider en jeugdscheidsrechter. Hij stond langs de lijn toen ik in B2 en A1 keepte, verzorgde de thee in de rust bij het tweede elftal en hielp me in de auto toen ik de selectietraining met een hoofdwond moest verlaten. Weer later trok hij in de woning boven de kantine. Harrie is er altijd. Het leven van Harrie Korsten en Bladella zijn onderweg onmerkbaar in een onwrikbare greep met elkaar verstrengeld geraakt. Zoals de Eifeltoren in Parijs of de vanzelfsprekendheid waarmee je meneer Aart in Sesamstraat ziet verschijnen. Je staat er eigenlijk nooit meer bij stil, maar het één kun je niet meer voorstellen zonder het ander.

Bladella bestaat 100 jaar. Ik koester de 35 jaar die ik daarvan heb mogen meemaken. Een ontelbare rij wedstrijden met glorie en drama, winst en verlies trekken aan mijn oog voorbij. Nog steeds is het één van de mooiste momenten van de week als ik op zondagmorgen het parkeerterrein van het zwembad passeer en de Bossingel op fiets. Het vooruitzicht van de binnenkomst in de kantine met het hartelijk groeten van mijn maten van het vijfde, de grappen die zullen vallen in het kleedlokaal,de wedstrijd die weer gespeeld mag worden. Nog altijd ga ik met een tinteling door de klapdeuren en stap dan recht op de bar af. Elke zondag is hij er dan weer: Harrie Korsten met een vers bakje koffie. Het zijn van die zekerheden die zorgen voor vertrouwdheid, geborgenheid. Net zoals Peer Hooijen die ergens in het nieuwe gebouw druk bezig is, of Dries van Sambeeck, nog zo’n lobbes. Zit vast weer ergens te mopperen. Als ik op zo’n moment door mijn koffie roer en even mijn ogen sluit, zie ik weer al die andere gezichten uit een rijk Bladella-verleden: kijk, daar zit Jan van Rooy! Op zijn kruk aan de bar, lurkend aan een sigaar, de bilnaad is nog steeds zichtbaar. Toon de Smet met zijn bolle, rode gezicht bestelt nog een ‘konjèkske’. Jan Antonis komt handenwrijvend de kantine binnenlopen, zoon Rick moet voetballen. Anita Coolen vraagt of de wedstrijd van het eerste doorgaat, Roel Bons leest trots een ‘jeugdblaaike’, Frans Tuns wappert met wedstrijdformulieren, Wil Timmer controleert of de scheidsrechter al gearriveerd is en buiten door het raam zie ik de pretoogjes van Frans Hoskens. Hij vertelt weer eens een bak aan zijn zwager, Wim Adams en andere bekende Bladella-gezichten.

Deze herinneringen aan warme verenigingsmensen vormen voor mij, méér nog dan alle kampioenswedstrijden bij elkaar, de ware ziel van voetbalclub Bladella. Mijn club. Elke zondagochtend krijg ik een vers kopje koffie van Harrie Korsten, de man die op die allereerste dag in 1975 mijn pupillengroepje telde.

Het zijn vaak kleine momenten die het leven prachtig inkleuren.
22-04-2012


VV Bladella
Sportpark De Smagtenbocht
Bossingel 7
5531 NH Bladel
 0497 38 19 24

Banknummer NL83RABO0107588439
KVKnummer 40235434
BTWnummer NL2651786B01
Terug naar boven